Bevrijd van eeuwig lijden

De ZOZ-bijlage van het ND van zaterdag 15 april 2000 vermeldt dat sommige evangelicalen van mening zijn, dat de hel geen oord van eeuwige pijniging is. "Vuur pijnigt niet (of hooguit even), maar verteert. Van iets wat in het vuur valt, blijft niets over." Nu is deze opvatting niet nieuw, ook niet onder bijbelgetrouwe theologen en predikanten. Zo schreef bijvoorbeeld ds. J.H. Veefkind twintig jaar geleden in Hoe leest u…: "Er is geen hel die altijd zal blijven bestaan. De hel duurt één dag, het vuur brandt één uur. Niemand kan dit vuur blussen. Niets kan deze vuurzee doven. Het vuur brandt tot alle goddeloosheid en alle goddelozen zijn opgebrand. Dan dooft de vuurzee. Dan is de hel uitgewoed. Dan is de hel weg. Voorgoed." (pagina 76). De argumenten in dit boekje lijken soms als twee druppels water op de argumenten die Wim Houtman in de ZOZ-bijlage noemt. Het klinkt ook allemaal heel aannemelijk. Toch is het de vraag of zo recht wordt gedaan aan wat de Bijbel over de hel leert.

Bestaat de hel slechts tijdelijk? Voor wat de duivel en zijn trawanten betreft, is dat kennelijk niet het geval. Openbaring 20:10 vermeldt: "en de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel, waar ook het beest en de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheden." Voor de duivel en zijn engelen komt er geen einde aan hun pijniging in het eeuwige vuur. Geldt dat ook voor de ongelovigen?

Een tekst die sterk aan Openbaring 20:10 doet denken is Openbaring 14:10b–11: "en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel ten aanschouwen van de heilige engelen en van het Lam. En de rook van hun pijniging stijgt op in alle eeuwigheden, en zij hebben geen rust, dag en nacht, die het beest en zijn beeld aanbidden, en al wie het merkteken van zijn naam ontvangt". Deze aankondiging grijpt vooruit op Openbaring 20:15: "En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs". Openbaring 14:10b–11 kent vier elementen die ook in Openbaring 20:10 genoemd worden: "vuur en zwavel", "dag en nacht", "gepijnigd worden", "in alle eeuwigheden". Deze grote overeenkomst tussen beide teksten wijst een overeenkomst in zaak aan. Zoals de duivel en zijn trawanten tot in alle eeuwigheid dag en nacht gepijnigd worden met vuur en zwavel, zo geldt dat ook voor de mensen die bij hen horen. Ook hun pijniging houdt nooit op en kent geen rustpauzes.

Voor wie het boek Openbaring te moeilijk vindt, heeft de Bijbel ook nog een soortgelijke waarschuwing in een eenvoudiger genre. In Matteüs 18:23–34 vertelt Jezus een gelijkenis over een slaaf van wie zijn heer hem de enorme schuld van 10.000 talenten had kwijtgescholden. Deze slaaf had echter geen medelijden met een medeslaaf die hem relatief gezien slechts een kleine som schuldig was. De gelijkenis eindigt als volgt: "En zijn meester werd toornig en gaf hem in handen van de folteraars, totdat hij hem al het verschuldigde zou betaald hebben." Jezus tekent ons in het slot van deze gelijkenis een beeld van de hel, want Hij laat er op volgen: "Alzo zal ook mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet, een ieder zijn broeder, van harte vergeeft." Wat zegt deze gelijkenis nu over de duur van de hel? De ondankbare slaaf moet zijn heer het verschuldigde bedrag compleet terugbetalen. Tot zolang blijft hij in handen van de folteraars. Hoe groot is zijn schuld? De gelijkenis noemt een bedrag van 10.000 talenten. Het zou een dagloner 200.000 jaar kosten om dit bedrag bij elkaar te brengen. Iedereen voelt: de slaaf kan dit nooit betalen, zeker niet als hij in de gevangenis zit. Hij blijft voor altijd in handen van zijn folteraars.

In overeenstemming met het slot van deze gelijkenis zegt de Heidelbergse Catechismus, dat wij volkomen moeten betalen (antwoord 12). Kunnen we dat niet, dan wacht ons "de eeuwige straf aan lichaam en ziel" (antwoord 11). Dat betekent: een altoos durende foltering zonder rustpauzes. Als we dit op ons laten inwerken, gaan we weer beseffen hoe groot het gevaar is waaruit Jezus ons gered heeft. Voor die redding kunnen we Hem nooit genoeg dankbaar zijn:

Gij, o Jezus, hebt gedragen
lasteringen, spot en hoon,
zijt gebonden en geslagen,
Gij, des Vaders eigen Zoon,
om van schuld en eeuwig lijden
mij, verloorne, te bevrijden.
Duizend-, duizendmaal, o Heer,
zij U daarvoor dank en eer.
(Gezang 14:2 uit het Gereformeerd Kerkboek).

Albert Welleweerd.