In januari 2007 publiceerde Tomas Vanheste in Vrij Nederland een artikel met de titel De Mujahedin komt bij u thuis. Hij begon zijn artikel met de woorden: "Ze dromen van een vrij en democratisch Iran en strijden voor de vrijlating van politieke gevangenen. Zeggen ze. In werkelijkheid valt de Stichting van de Familieleden van Iran onder de Mujahedin Khalq, een terroristische organisatie."
De Mujahedin Khalq (ik gebruik zelf liever de term Iraanse Volksmojahedin of de afkorting PMOI) staat sinds januari 2009 niet meer op de lijst van terroristische organisaties in de EU. Dit bleek voor Vrij Nederland geen reden om het artikel van Tomas Vanheste terug te trekken. Integendeel, in februari 2012 borduurde Harm Ede Botje in Vrij Nederland verder op dit thema zonder vermelding van het feit dat de Mujahedin van de lijst van terroristische organisaties was verwijderd (zie welleweerd.net/iran/Weerlegging.pdf).
De Mujahedin Khalq werd in 1965 opgericht door drie Iraanse intellectuelen. Hun doel was een islamitische, progressieve, nationalistische and democratische organisatie. De sjah liet de leiders van de Mujahedin Khalq arresteren en de drie oprichters en twee andere leiders executeren. Massoud Rajavi ontsnapte aan executie doordat Kazem Rajavi een internationale campagne was gestart om het leven van zijn broer Massoud te redden. In 1990 liet het Iraanse regime Kazem Rajavi, die toen universitair docent in Geneve was, vermoorden. Zijn moordenaar werd later staatsecretaris van buitenlandse zaken en leider van de Iraanse delegatie naar de VN-mensenrechtenraad (zie www.cidi.nl/iraanse-moordenaar-mensenrechtenactivist-leidt-delegatie-vn-mensenrechtenraad/).
Toen Khomeini op 1 februari 1979 in Iran aankwam, was Massoud Rajavi nog maar kort geleden (op 20 januari 1979) onder druk van de publieke opinie vrijgelaten. Massoud Rajavi en de Mujahedin Khalq botsten al spoedig met Khomeini en zijn handlangers. De islamitische dictatuur van Khomeini stond haaks op de idealen van de Mujahedin. Een Iraanse moeder wiens vierjarige zoon in Nederland door de Iraanse geheime dienst werd ontvoerd en van de vierde verdieping gegooid, zei er het volgende over: "In zijn eerste toespraak na de omverwerping van de Sjah in 1979, identificeerde Mujahedin leider Massoud Rajavi vrijheid, democratie en gelijkheid als de cruciale kwesties en waarschuwde dat religieus fundamentalisme het primaire obstakel voor democratie was. De Mujahedin stond altijd voor vrijheid en gelijkheid, ongeacht of het over vrouwen of over religieuze minderheden ging. Toen het fundamentalistische regime over het afdwingen van een "islamitisch" kledingvoorschrift begon, was het de islamitsche Mujahedin die de straat opging om de vrouwelijke demonstranten tegen aanvallen van de bendes van het regime te beschermen. Op de dag van die toespraak realiseerde ik mij dat ik geen comfortabel leven wilde leiden terwijl de minderbedeelde vrouwen van mijn land onder de dictatuur van de mullahs werden verpletterd." (zie welleweerd.net/iran/ladanpardeshenas.pdf).
Op 20 juni 1981 liet Khomeini zijn ware aard zien. De Mujahedin had de bevolking opgeroepen tot een massaal protest tegen de mensenrechtenschendingen in Iran en voor politieke vrijheid en de vrijlating van duizenden politieke gevangenen. De bevolking gaf massaal gehoor aan deze oproep. In vele steden verschenen enorme mensenmenigten. De betoging in Teheran bracht niet minder dan 500.000 mensen bijeen. Khomeini liet op de menigte schieten en liet tienduizenden tegenstanders vermoorden. Rajavi nam de wijk naar Frankrijk en richtte de Nationale Verzetsraad van Iran (NCRI) op. De NCRI is een koepel van vijf organisaties, waarvan de Mujahedin Khalq de belangrijkste is.
Rajavi had in Frankrijk de steun van president Mitterrand en diens vrouw Danielle. Hij had ook grote steun binnen het Europees Parlement. Zowel in 1985 als in 1986 liet het Europees Parlement een schriftelijke verklaring uitgaan waarin steun voor Rajavi en zijn voorstel om de Iran-Irak oorlog te beëindigen, werd uitgesproken (zie eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=OJ:JOC_1985_229_R_0001_01 (pagina 19) en eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=OJ:JOC_1986_148_R_0076_01 (pagina 104-105)).
In 1986 zag Rajavi zich echter onder druk van de Franse regering genoodzaakt Frankrijk te verlaten en naar Irak uit te wijken. Iran had namelijk van Frankrijk maatregelen tegen de Iraanse oppositie geëist in ruil voor vrijlating van Franse gijzelaars in Libanon. Hiermee werd een trend gezet. Het Westen liet zich door het Iraanse regime chanteren om de buitenlandse oppositie te knevelen.
In januari 1993 publiceerde Mohammad Mohaddessin, hoofd buitenland van de Nationale Verzetsraad van Iran, een boek met als titel: Islamic fundamentalism: the new global threat. De wereld toonde zich niet bepaald dankbaar voor deze waarschuwing tegen het opkomende moslimextremisme. In 1997 kwam de Mujahedin Khalq in de VS op de zwarte lijst te staan om daarmee het presidentschap van Khatami, die medeverantwoordelijk was voor de executie van zo’n 30.000 politieke gevangenen in 1988, te steunen. Het Iraanse verzet reageerde tegen de plaatsing op de zwarte lijst met een uitgebreid rapport met de veelzeggende titel: Democracy betrayed. Het mocht niet baten. Andere landen volgden het voetspoor van de VS. In 2001 zorgde de corrupte Jack Straw er voor dat Groot-Britannië de Mujahedin Khalq op de lijst met terroristische organisaties plaatste: "Het was Jack Straw die toegaf dat, toen hij in 2001 minister van binnenlandse zaken was, het "op aandringen van" Teheran was dat hij had de People’s Mujahideen of Iran (PMOI), deel van de belangrijkste Iraanse dissidente beweging, als zijnde "terroristen" verbood – een besluit dat de regering slechts met tegenzin introk op bevel van opperrechter Phillips, toen hij oordeelde dat de regering geen greintje bewijs ter ondersteuning van de acties van de heer Straw had kunnen produceren." (zie www.iranfocus.com/en/index.php?option=com_content&view=article&id=30071).
Jack Straw was in 2003 ook medeverantwoordelijk voor een overeenkomst met Iran om de de Iraanse oppositie in Irak te bombarderen als Iran zich buiten de strijd in Irak zou houden. En dat terwijl het Iraanse verzet had aangegeven zich niet met de strijd te willen bemoeien en zelfs geen gebruik maakte van het recht op zelfverdediging toen het door de Amerikanen werd aangevallen. Vijftig Iraanse dissidenten lieten als gevolg van deze overeenkomst met Iran het leven.
Hassan Rouhani en Jack Straw
De Britten zorgden ervoor dat de Mujahedin Khalq ook in de EU op de lijst met terroristische organisaties werd geplaatst. De Fransen lieten zich ook niet onbetuigd. In 2003 werden in Frankrijk leden en de leiding van de Nationale Verzetsraad van Iran vanwege een oliedeal met Iran met groot machtsvertoon gearresteerd om aan Iran te worden uitgeleverd. Het leidde tot een meer dan tien jaar durende rechtszaak, waarin de Nationale Verzetsraad en de Mujahedin Khalq van alle beschuldigingen werden vrijgesproken (zie ncr-iran.org/en/news/iran-resistance/17207-france-drops-case-against-iranian-opposition-after-11-year-probe).
Tomas Vanheste beweert in zijn artikel: "Tot de inval van de Verenigde Staten voerde de Mujahedin vanuit Irak een gewapende strijd tegen het regime in Iran." Dit klopt niet. Voordat de coalitietroepen in 2003 Irak binnenvielen, was de Mujahedin Khalq al gestopt met de gewapende strijd. De plaatsing op de zwarte lijst van de EU, de bombardementen door coalitietroepen in Irak en de arrestaties in Frankrijk vonden alle plaats nadat de Mujahedin Khalq in juni 2001 de gewapende strijd had opgegeven. Voormalig Europarlementslid Paulo Casaca schreef hierover in 2012: "De PMOI besloot in 2001 het gebruik van geweld tegen de Iraanse autoriteiten op te geven, omdat het er voor koos volledig binnen het Westerse juridische kader te blijven. De beslissing van de PMOI werd echter door de Westerse mogendheden genegeerd, en de beweging en zijn bondgenoten werden in 2003 onderworpen aan brute aanvallen, in Irak door de Amerikaanse strijdkrachten en in Frankrijk door de Franse autoriteiten." (zie ncr-iran.org/en/news/iran-resistance/12064-iranian-opposition-group-pmoi-on-verge-of-removal-from-terrorist-list-).
Omdat de Mujahedin Khalq in de strijd tussen Saddam Hoessein en de coalitietroepen afzijdig was gebleven, ontvingen ze nadat ze hun wapens bij de Amerikanen hadden ingeleverd en uitgebreid waren gescreend zonder uitzondering de status van beschermde personen onder de Vierde Conventie van Geneve:
Ondertussen was de Stichting Solidariteit met Iraanse Mensen (SIM) bezig geld in te zamelen voor slachtoffers in Iran. Dit betrof onder meer een inzameling voor bedreigde weeskinderen in Iran. In 1999 werd deze inzameling door Karim Haggi, die sinds 1994 of 1995 voor de Iraanse dienst (MOIS) werkt, in diskrediet gebracht. Het geld zou niet naar weeskinderen gaan, maar naar de Mujahedin Khalq in Irak om er wapens van te kopen. Dit verhaal werd verspreid via de Volkskrant, de NRC (in een artikel van Carolien Roelants en Michael Stein) en de Evangelische Omroep.
In het jaarverslag over 1999 schreef de BVD (tegenwoordig AIVD) hierover: "De aansturing van inlichtingenactiviteiten in Europese landen geschiedt veelal vanuit Iran zelf. In voorkomende gevallen wordt daarbij gebruik gemaakt van reizende medewerkers van de Iraanse inlichtingendienst. In Europa woonachtige personen krijgen opdracht activiteiten te ontplooien die de Iraanse oppositiegroeperingen ter plekke rechtstreeks moeten schaden en destabiliseren. Een van de middelen daarbij is het publiceren van nadelige informatie over een bepaalde oppositiegroepering." (zie www.aivd.nl/publicaties/jaarverslagen/2000/05/30/jaarverslag-bvd-1999).
Op 1 februari 2000 bezocht een Nederlandse undercover veiligheidsagent de woning van Karim Haggi. Hij las daar de namen van 17 Iraanse geheime agenten voor, waar onder die van Karim Haggi. De veiligheidsagent zei dat zij allen in contact stonden met het Iraanse regime, samen een groot netwerk vormden en dat hun publicaties door het Iraanse regime werden betaald (zie www.ncr-iran.org/it/guerra-psicologico-othermenu-53/polizia-europea-othermenu-55).
In het artikel van Tom Vanheste beweerde Karim Haggi onder meer dat de Mujahedin Khalq betrokken was bij het neerslaan van de Koerdische opstand in Irak. Dit is echter al op 14 juli 1999 door Hoshyar Zebari, tegenwoordig minister van financiën van Irak, namens de Koerdische Democratische partij (KDP) weersproken: "De KDP kan bevestigen dat de Mojahedin niet verwikkeld was in de onderdrukking van het Koerdische volk, noch tijdens de opstand, noch in de nasleep ervan." (zie www.delistmek.com/MUJAHEDIN-E-KHALQ-AN-INDEPENDENT-ASSESSMENT.pdf (Tab 6a)).
Tomas Vanheste verwijst in zijn artikel in Vrij Nederland niet alleen naar Karim Haggi, maar ook Judit Neurink. Uit haar artikelen in Trouw blijkt dat zij op haar beurt weer Massoud Khodabandeh als bron heeft. Volgens een Amerikaans rapport uit 2012 werkt Massoud Khodabandeh samen met zijn vrouw Anne Singleton voor de Iraanse geheime dienst (MOIS) (zie freebeacon.com/wp-content/uploads/2013/01/LOC-MOIS.pdf (pagina 27)).
Dat de Mujahedin Khalq een sektarische organisatie zou zijn die er niet voor terugdeinst afvallige leden gevangen te zetten en te martelen, zoals Judit Neurink beweert, is in 2005 al uitvoerig door leden van het Europees Parlement weerlegd (zie welleweerd.net/iran/missie-rapport-NL.pdf).
Onderstaande foto laat zien dat Massoud Khodabandeh en Karim Haggi samenwerken:
Op deze foto staan van links naar rechts: Massoud Khodabandeh, Karim Haggi, Mohammad Hossein Sobhani en Hadi Shams Haeri. Mohammad Hossein Sobhani werd op zondag 17 juni 2007 in Parijs gearresteerd vanwege een aanval op Iraanse vluchtelingen:
Tom Vanheste schrijft vervolgens over de Stichting SIM: "Enkele jaren geleden collecteerde de Mujahedin in Nederland onder de vlag Stichting Solidariteit met Iraanse Mensen (SIM). Die is in de media ontmaskerd." Maar hebben die media hun werk wel goed gedaan? Of hebben ze zich door goedbetaalde agenten van de Iraanse geheime dienst laten misleiden?
De jaarverslagen van de BVD en de AIVD roepen een dubbel gevoel bij mij op. Enerzijds waarschuwt onze geheime dienst herhaaldelijk tegen de pogingen van de Iraanse geheime dienst (MOIS) om de MKO (Mujahedin Khalq Organisatie) in een kwaad daglicht te stellen. De activiteiten van de MOIS tegen de Iraanse oppositie in Nederland zijn volgens de AIVD een gevaar voor onze nationale veiligheid (zie uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2015:760).
Anderzijds lijkt onze geheime dienst soms de beschuldigingen van de Iraanse geheime dienst over te nemen door zelf de MKO in een kwaad daglicht te stellen. Zo vermeldt het jaarverslag over 2001: "De SIM zamelt op een vasthoudende en misleidende wijze geld in. De opbrengsten worden onder meer gebruikt voor de instandhouding en bewapening van MKO-kampen in Irak." De bewering dat het door de Stichting SIM ingezamelde geld gebruikt werd om wapens te kopen, is ronduit absurd. De Mujahedin Khalq had geen gebrek aan wapens. Na een bezoek aan Kamp Ashraf in 1996 schreef Douglas Jehl van de New York Times over de Mujahedin Khalq: "In 1988, dankzij invallen tot diep in Iran gedurende de laatste maanden van het acht jaar durende conflict tussen Irak en Iran, bemachtigde het wapens ter waarde van ongeveer 2 miljard dollar..." (zie welleweerd.net/iran/missie-rapport-NL.pdf (pagina 17)). Bovendien was 2001 het jaar waarin de Mujahedin Khalq besloot de gewapende strijd op te geven. Het aankopen van wapens op zo'n moment is dan net zoiets als naar de slager gaan om vlees te kopen terwijl je van plan bent vegetariër te worden.
In het AIVD jaarverslag over 2003 is de verwijzing naar het kopen van wapens weggelaten: "In Nederland zamelt de stichting Solidariteit met Iraanse Mensen (SIM), volgens officiële opgave van de stichting zelf, geld in voor slachtoffers van het Iraanse regime. Westerse inlichtingen- en veiligheidsdiensten gaan er echter van uit dat (tenminste een aanzienlijk deel van) het door de SIM en aanverwante organisaties ingezamelde geld in werkelijkheid aangewend wordt ten behoeve van de MKO". Uit de formulering blijkt dat de Westerse inlichtingendiensten in 2003 geen bewijs hadden dat door de Stichting SIM ingezamelde gelden niet juist werden besteed.
De Stichting SIM zamelde voornamelijk geld in voor bedreigde weeskinderen in Iran. Dergelijke inzamelingen werden ook in andere landen gehouden. De Franse justitie heeft hier vanaf 2003 onderzoek naar gedaan, maar had op 12 mei 2011 nog steeds geen bewijs dat de ingezamelde gelden verkeerd waren besteed (zie ncr-iran.org/en/news/ashraf-liberty/10577-dismissal-of-charges-for-iranian-opponents-recognizing-the-right-of-resistance-lawyers).
Nadat de Franse justitie in 2011 had uitgesproken dat de Mujahedin Khalq volgens de Franse wetgeving een legitieme verzetsorganisatie is, werd in 2014 ook de beschuldiging van financiële malversaties van tafel geveegd (zie www.ncr-iran.org/en/ncri-statements/president-elect/17206-breaking-news-justice-prevails-for-iranian-resistance-in-france).
Donateurs van de Stichting SIM en aanverwante organisaties, zoals de Stichting van de Familieleden, kunnen gerust zijn. Hun geld is goed besteed.
Albert Welleweerd, 7 mei 2015.