Toen ik begon met dit artikel
heb ik eerst het woord Apocalyps maar eens opgezocht in het woordenboek.
Apocalyps betekent eigenlijk gewoon openbaring en het woord is dan ook
afgeleid van ons laatste bijbelboek. Openbaring
betekent onthulling en wordt meestal geassocieerd met de eindtijd en het op
handen zijn van de wederkomst van Christus. Er zijn dan ook allerlei
geschriften die in geheimzinnige taal over de laatste dingen spreken, die ook Apocalypsen genoemd worden ( 4 Ezra, Henoch).
In dit artikel wil ik een
uitleg van Openbaring bespreken die niet uitgaat van de veronderstelling dat
Openbaring voornamelijk spreekt over dingen die zullen gebeuren (of al bezig
zijn) in 'de eindtijd'. Hierbij heb ik voornamelijk gebruik gemaakt van boeken
over Openbaring van Dr C. van der Waal.
Openbaring vormt een eenheid.
Het begin en einde herinneren aan de brieven in het Nieuwe Testament.
Openbaring is in zijn geheel aan de zeven gemeenten, die in de eerste
hoofdstukken genoemd worden, verzonden. Na een roepingvisioen volgen de zeven
boodschappen aan de gemeenten in de provincie Asia.
De visioenen die daarna komen lichten de thema's, die in de boodschappen
genoemd zijn, verder toe. Zo komt de opbouw van Opb
1-9 ontzettend overeen met de opbouw van Opb 10-16.
De visioenen gaan volgens V. d. Waal dus niet in een keer weer over iets
anders, ze vormen illustraties bij de boodschappen. In deze hoofdstukken wordt
geschetst hoe God het volk Israël straft omdat het zijn verbond met hem niet
gehouden heeft. De stad Jeruzalem zal verwoest worden, waarna er een nieuw
tijdperk zal aanbreken. Daarna sluit Openbaring af met een toekomstvisioen, de
komst van Christus, het aanbreken van de jongste dag en de neerdaling van een
nieuw Jeruzalem.
Wat V. d. Waal heel
belangrijk vindt, is dat Openbaring een profetie is. De profeten spraken
allereerst voor de toehoorders en lezers van hun eigen tijd. De mensen hadden
echt wat aan de woorden voor hun eigen situatie. Het was geen gespeculeer over
een of andere "vage" eindtijd. Wel is er sprake van 'profetisch
perspectief, je kunt wel spreken over de betekenis van die profetie voor ons
nu. Net als we doen met Jesaja, en Jeremia.
Ik wil nu een paar termen uit
Openbaring bespreken, waar iedereen wel eens een of andere uitleg over gehoord
heeft, maar waar V. d. Waal zo zijn eigen interessante verklaring voor
heeft.
De grote
stad
De grote stad komt voor het
eerst voor in 11: 2. Hier staat dat "de Stad, de Heilige" 42 maanden
lang vertreden zal worden. In 11:8 gaat het over lijken die liggen op het plein
van de grote stad "waar ook hun Heer gekruisigd is". De meeste bijbeluitleggers zijn het er wel over eens dat hier
Jeruzalem bedoeld wordt. In 14:8 duikt ineens de naam Babylon
op. Er wordt vaak gedacht dat het hier dan kennelijk over een andere stad gaat,
hoewel beide steden wel Grote Stad heten en de stad in hoofdstuk 11:8 ook
getypeerd wordt met de heidense namen Sodom en
Egypte. Vaak wordt, hoe verder men hoofdstuk 17 nadert, "de stad"
gezien als de eindstaatstad, onze goddeloze wereld
nu, of als Rome, dat verwoest zou worden. Volgens V. d. Waal gaat het hier nog
gewoon over Jeruzalem, er is geen reden om nu in een keer aan een andere stad
te denken. Het gaat nog steeds over de Grote stad, de woonplaats van de Grote
koning, Jezus Christus. De Joden, het volk waar God zijn verbond mee gesloten
heeft, hebben zijn koningschap alleen niet aanvaard. Ze hebben Christus
gekruisigd en daarna zijn volgelingen vervolgd (denk maar aan Saulus). De tempel werd geschonden en er hadden allerlei
goddeloze dingen plaats. Jeruzalem is tot Babylon
geworden. Daarom zal Gods toorn over de grote stad komen en zal Jeruzalem
verwoest worden. Al in oud-oosterse verdragen was het
zo dat als een vazal niet aan zijn verplichtingen voldeed, de koning een
rechtsgeding tegen hem opende. Hij zond boodschappers die een soort ultimatum
moesten afgeven. Als de boodschappers gedood werden, was het natuurlijk
helemaal oorlog (Vgl. Opb 11). Dit alles was voor de
joden dus niets vreemds.
Dag des
Heren
Vaak hoor je het argument:
het gaat in openbaring over de dag des Heren, dan gaat het toch over de
jongste dag, als Jezus terugkomt? De term: dag des Heren komt niet als zodanig
in Openbaring voor. Het woord 'dag' in die zin wel. In 6:17 gaat het over de
grote dag van hun wraak die is aangebroken. In 16: 14 worden koningen
verzameld voor de strijd op de grote dag van de almachtige God. In dit verband
wil ik ook Mat 24 bespreken. Hier spreekt Christus zelf, en er is een
ontzettende samenhang van deze woorden met de woorden in Openbaring. (Vergelijk 6:12-7:3 maar eens
met Mat. 24:29 - 31.) In 24: 1 en 2 zegt Jezus dat de machtige tempel op een
bepaalde dag met de grond gelijk gemaakt zal worden. In 24:3 vragen de discipelen:
"Wilt u ons vertellen wanneer dat gaat gebeuren en aan wat voor teken wij
kunnen zien dat uw komst en het einde van de wereld op handen zijn?" Wat
hier vertaald is met wereld, is in het Hebreeuws het woord olaam,
dat eigenlijk eeuw betekent. De Joden maakten onderscheid tussen deze eeuwen de
komende eeuw. De komende eeuw zou beginnen met de komst van de Messias. De
oude, tijdelijke bedeling van deze eeuw zou voorbij zijn. De verwoesting van
Jeruzalem luidde een nieuw tijdperk in, waarin Jezus regeert. Dat is dus eigenlijk
ook een komst des Heren. "Als Jezus verschijnt, dan is Gods koningschap
gekomen." Jezus heeft zelf ook gezegd dat hij zou komen met het
uitstorten van zijn Geest. De komst des Heren hoeft dus niet perse de jongste
dag te zijn.
In Mat 24: 6 ev. gaat het
over oorlogen, hongersnoden en aardbevingen. Er wordt vaak dan al snel gezegd:
"Kijk: tekenen der tijden!" Maar als je goed leest zie je dat Jezus
er juist voor waarschuwt om dit als signalen te zien. Dit is nog niet de
voleinding van deze eeuw. In Lucas staat dit verhaal ook. Lucas 21:20-24 komt
overeen met Mat 24: 15-21 en gaat heel duidelijk over Jeruzalem en de komende
belegering van de stad. Waarom zou het volgende stukje dan in een keer over de
eindtijd gaan, er staat toch: "vlak daarna ... ". Verder staat er nog
altijd in Mat 24: 34: "Neem van mij aan: deze generatie zal dat allemaal
nog beleven", ook al wordt dat vaak met een of andere kunstgreep anders
uitgelegd.
De hoer
De hoer in openbaring (H 17)
wordt vaak gezien als ongelovigen die een deal met de duivel, het beest hebben
gesloten. Of als "een flirt van de culturele wereldstad met de politieke
wereldmachten". V. d. Waal zegt echter dat hoererij eerder een beeld is
voor afval van het verbondsvolk. Je moet het opvatten als ontrouw aan de Here. Ook hier gaat het weer over de Joden die Christus
niet aanvaarden en het de vroege christenen echt heel moeilijk maakten.
Er kwamen joden die zeiden
dat ze zelf de Messias waren en wonderen deden. Jezus waarschuwt hier al voor
in Mat 24:24. In Opb 16:13, 19:20 en 20:10 wordt het
derde beest "de valse profeet" genoemd. Volgend v. d. Waal is dat een
macht die achter deze nepprofeten zat, waar Jezus al tegen waarschuwde. De
eerste christenen moesten dus vooral oppassen voor zogenaamde Messiassen en anderen die zeiden dat ze door God gestuurd
waren en de waarheid in pacht hadden. Dat ze geen dwaalleer van de heidenen
moesten aannemen was nogal logisch, maar deze joden konden hen best in
verwarring brengen. Het gevaar kwam van een kant die ze eigenlijk niet zo
verwachtten. Is dat nu eigenlijk niet nog zo? Afval binnen de kerk gaat vaak
veel
sluipender, omgeven door
allemaal mooie uitleggingen en verklaringen die heel aannemelijk kunnen
lijken. Iets van buitenaf kun je vaak veel makkelijker aanduiden als
"goddeloos", en je bent er ook beter op verdacht.
Het
duizendjarige rijk
In Opb
20 wordt de draak in de afgrond gegooid, waarna Christus, samen met de
gelovigen, duizend jaar als koning heerst. Daarna zal de duivel een korte tijd
worden vrijgelaten. De rest van de doden komt ook pas aan het eind van de
duizend jaar weer tot leven. Meestal wordt er gezegd dat die duizend jaar zijn
begonnen met Pinksteren en dat wij daar nu in leven. Voor de jongste dag zal de
duivel dan nog even de kans krijgen om huis te houden op de aarde voordat hij
voorgoed verslagen wordt. Toch is dit helemaal niet logisch. Aan de ene kant
zou de satan dus gebonden zijn en er zit zelfs een grote deksel op de put die
verzegeld is, maar toch is de wereld nog vol ellende en verdriet. Volgens V. d.
Waal gaat het hier dan ook over de jongste dag. Een dag is immers als duizend
jaar en duizend jaar als een dag? Ook de synagoge sprak over een wereldweek met
dagen van elk duizend jaar. In 1 Thess 4:16 staat ook
al dat zij die in Christus zijn ontslapen het eerst zullen opstaan. Het gaat
over het gericht over de satan. (Vgl. Jes 24: 21-23)
De satan zal aan het einde van de jongste dag zijn trawanten verzamelen voor de
grote strijd, maar vuur van de hemel zal neerkomen en hen verteren (Opb 20:7-10).
Deze toepassing van het
grootste deel van Openbaring op de verwoesting van Jeruzalem, die plaats vond
in 70 na Christus, staat of valt met de datering van Openbaring. De meest
gangbare mening in onze kerken is dat Johannes dit alles zag en opschreef in
circa 90 na Christus. Als dit zo is, dan was Jeruzalem al verwoest en slaat
deze verklaring eigenlijk nergens op. Waarom zou God de christenen in Klein-Azië hier dan nog op voorbereiden? Deze 'late' datering
van Openbaring is voornamelijk gebaseerd op de verklaring van ene Irenaeus (ca.140-202) die presbyter, en later bisschop was
in wat nu Lyon is. Hij schrijft op een bepaald moment dat Johannes de
Openbaring heeft gezien tegen het eind van de regering van Domitianus,
die regeerde van 81 tot 96. Openbaring zou dan een troostboek zijn voor de
christenen die onderdrukt werden door deze wrede Romeinse keizer. Een andere
bisschop (Eusebius) heeft dit later weer aangehaald.
Rond die tijd was een verklaring van een bisschop zo ongeveer gelijk aan de
bijbel zelf, vandaar dat die datering daarna waarschijnlijk klakkeloos werd
overgenomen. Een Amerikaanse theoloog D. Chilton,
toont aan dat Ireneaus met zijn opmerking net zo goed
bedoeld kan hebben dat Johannes zelf tegen het eind van de regering van Domitianus nog gezien is. Hij formuleerde wel vaker wat
onzorgvuldig. Alle andere bronnen zijn eigenlijk op deze verklaring van Ireneaus gebaseerd. Chilton zegt
dat in Openbaring over Jeruzalem wordt gesproken alsof het nog bestaat. Er
wordt nergens verteld dat de stad al verwoest was, terwijl dat voor de
christelijke joden toch heel erg belangrijk was. Al in Daniel wordt
geprofeteerd dat alle speciale openbaring zou eindigen tegen 70 na Christus,
met de val van Jeruzalem (Dan 9:24-27).
V. d. Waal zegt dus dat de Apocalyps
niet wijst naar een of andere speciale eindtijd die zal worden gekenmerkt door
allemaal tekenen en rampen die je nu aan kunt wijzen. Het was primair voor de
joden en christenen toen. God had een verbond met zijn volk gesloten dat zij
niet gehouden hadden. Ze hadden Christus niet als zodanig geaccepteerd en zich
tegen Gods woord gekeerd. God is een rechtvaardig God, hij doet wat hij gezegd
heeft. Zowel beloften als waarschuwingen komt hij na. De verwoesting van
Jeruzalem was een voleinding van het oude verbond, daarna is er ruimte gekomen
voor een nieuwe 'eeuw'. Christus heeft onze schuld gedragen. We hoeven niet
meer zoals de joden allemaal wetten te houden en rituelen te volgen. Christus
heeft de wet vervuld en ons bevrijd. Dat was al zo bij de opstanding van
Christus, maar dat was een soort overgangsfase, een heel speciale tijd waarin
de apostelen het evangelie verspreidden in Klein-Azie.
Dat zie je ook heel duidelijk in de brieven van Paulus. Met de val van
Jeruzalem kwam Gods verbondswraak, het oude verbond had echt helemaal afgedaan.
In Mat 24: 14 wordt gezegd dat eerst het evangelie bekend moet worden gemaakt
aan de hele wereld. Voor wereld wordt daar een woord gebruikt dat de toen
bewoonde wereld rond de Middellandse zee aanduidt. Rond het midden van de
zestiger jaren van de eerste eeuw was daar inderdaad aan voldaan.
Maar wat hebben wij hier dan
aan? Zegt Openbaring dan helemaal niets over onze (eind)tijd nu? Natuurlijk
wel, zegt V. d. Waal eigenlijk, maar anders dan je altijd bent gewend te denken.
Dit bijbelboek laat heel duidelijk zien dat God zijn
woord houdt. Met de val van Jeruzalem is een nieuw tijdperk ingeluid (waar wij
nog steeds in leven). Die dag heeft alles nieuw gemaakt. "God blijft in
Christus ja tot zijn schepping zeggen." Met dat in ons achterhoofd kunnen
we nu leven als vrijgekochte christenen. We krijgen nog eens heel duidelijk de
belofte dat de jongste dag alles nieuw en volmaakt zal maken voor wie in
Christus is. En hoe! Lees Openbaring 21 en 22 maar eens. Het nieuwe Jeruzalem
zal zó mooi zijn, zó schitteren door het weerkaatsende licht van God zelf! Al
het kwaad zal weg zijn en we zullen als koningen heersen tot in eeuwigheid.
Als ik vroeger een preek over
Openbaring hoorde dacht ik altijd: Hoe kan die dominee nou weten dat dat allemaal zo is als hij zegt. Die visioenen zijn zo
vaag, het zou net zo goed allemaal ergens anders op kunnen slaan. Verklaringen
op dingen die ik niet snapte klonken nogal gezocht. Toen ik het boek van V. d.
Waal over Openbaring las, was ik allereerst verbaasd dat het allemaal zo
logisch klonk. Het klopte gewoon met elkaar. Nou ken ik geen Grieks, dus ik
weet niet wat de grondtekst precies zegt, maar V. d. Waal toont in zijn boek
ook heel mooi aan dat bepaalde woorden zijn vertaald met in het achterhoofd al
de verklaring dat het allemaal op komst van de jongste dag en de 'eindtijd'
slaat en dat daardoor de vertaling soms ook heel erg daarnaar geschreven is.
Zie bv. wat ik schreef over Mat. 24:3 en 14.
Ik vroeg me wel af of de val
van Jeruzalem echt zo belangrijk was dat er bijna een heel bijbelboek
gewijd moest worden, maar ik hoop dat ik hierboven een beetje heb kunnen
aangeven dat dit inderdaad zo was. De bekende joodse geschiedschrijver Flavius Josephus heeft ook over de verwoesting van
Jeruzalem geschreven. Uit zijn verhaal blijkt dat het echt heel erg moet zijn
geweest. Het vertoont ook veel overeenkomsten met teksten uit Openbaring, maar
het gaat te ver om dat ook nog allemaal hier op te schrijven
Ik denk dat we al zo lang
Openbaring op een bepaalde manier uitleggen dat we het heel eng vinden om een
andere, nieuwe kijk echt objectief te benaderen. We kunnen toch niet dat wat de
kerk al eeuwen leert zo aan de kant schuiven? Toch denk ik dat het goed zou
zijn om wel objectief naar zulke dingen te kijken en niet gelijk iets als onzin
te bestempelen, omdat het iets anders is dan wat je altijd hebt geleerd. De
enige waarheid is de bijbel zelf, daar moet je alles aan toetsen.
Priscilla van der Woude
Literatuur:
·
C.
van der Waal, Openbaring van Jezus Christus, Groningen 1971
·
C.
van der Waal, Openbaring van Jezus Christus Il,
Oudkarspel1981
·
D. Holwerda, De schrift opent een vergezicht, Kampen 1998
·
T.
W. van der Woude - van Dijk, Hoe laat is het in openbaring?, Zwolle 1993
Bij het schrijven van dit
artikel heb ik gebruik gemaakt van de
Groot Nieuws vertaling.