Handelingen
- Hoofdartikel: De vraag van de Olijfberg. De
Reformatie 34, pp. 191-192 (nr. 24,
21 maart 1959), 207-208 (nr. 26, 4 april 1959).
Vlak voor Jezus' hemelvaart vroegen zijn discipelen:
"Here, zult Gij soms in deze periode het koningschap
voor Israël weer oprichten?" Er is geen reden de
discipelen te verwijten dat ze nog vol waren van
nationalistische 'aardse' dromen en nog niet 'gelouterd'
waren. Er is evenmin reden om aan te nemen, dat zij
vroegen naar het moment van een massale volksbekering,
die volgens anderen dan samen zou vallen met 'het
duizendjarige rijk'. De discipelen vroegen naar de tijd
van de vervulling van Gods beloften aan Israël
als verbondsvolk. Zij vroegen naar het tijdstip van de
vervulling van de verwachtingen van Zacharias en Maria,
Simeon en Anna. Zij vroegen naar het herstel en de
wederoprichting van dat koningschap van David, waarover
zo heerlijk gesproken werd in de profeten.
Inzake de tijd van het komen van het koningschap
Gods geeft Jezus geen antwoord. Anderzijds wordt over het
hoe van het komen wel iets gezegd. Gesproken
wordt over de Geestesuitstorting en de daarop volgende
prediking, te beginnen bij het huis Gods, aanvangende bij
Jerusalem! De verwachting van de discipelen wordt in die
zin gecorrigeerd, dat zij op hun táák gewezen worden:
gij zult Mijn getuigen zijn!