Openbaring van Johannes
- Openbaring van Jezus Christus II.
Verklaring. Oudkarspel: De Nijverheid, 1981 (443
pagina's).
De uitlegging van het laatste bijbelboek is een
omstreden zaak. Wordt hierin over oordelen gesproken die
het keizerlijke Rome treffen zouden? Gaat het over rampen
die nog te wachten zijn? Is Openbaring een hoofdsom van
de historie?
Deze commentaar komt met een eigen benadering. Er wordt
niet alleen uitgegaan van een vroege publicatie, vóór
de verwoesting van Jerusalem in het jaar 70, maar
Openbaring wordt ook beschouwd als een profetie van deze
verwoesting. Het is de overtuiging van de auteur dat de
prediking van de profeten tegen het afvallige Israël en
de woorden van Jezus tegen Jerusalem in de Apocalyps een
voortzetting vinden. Bewust is dus gekozen voor een
verbondsmatige, en niet voor politiek-culturele of
futuristische, uitlegging. Op het feit dat Openbaring
niet slechts formeel oudtestamentische woorden hanteert,
maar deze ook inhoudelijk mee laat spreken, wordt sterk
accent gelegd.
Er is verder van uitgegaan dat de visioenen een
toelichting vormen bij de 'brieven' aan de gemeenten, die
geconfronteerd werden met 'de synagoge van de satan'.
De gekozen uitleg wordt verder geïllustreerd door
verwijzingen naar joodse liturgie en synagogale kunst.
Het blijkt immers dat de Apocalyps telkens zinspeelt op
in de synagoge gebruikte voorwerpen (kandelaar, bazuin)
en liturgie (met name de liturgie van pasen). Openbaring
laat zien hoe een 'omgekeerd pascha' over Jerusalem komt,
dat het evangelie van Jezus Christus verwerpt. Eenzelfde
lijn is in oudchristelijke paaspreken en -liturgieën te
ontdekken.
Het boek Openbaring is een indrukwekkend getuigenis van
de toorn van God over zijn volk, dat zijn Messias
verwierp. Het is daarmee ook een indringende waarschuwing
voor ons in deze tijd. Gods toorn zal ook over ons komen
als wij niet van harte in zijn Zoon als de Messias
geloven.
- Die eksegese van Openbaring in 'n doodloopstraat?
In die
Skriflig 14 (nr. 55, september
1980), pp. 21-26.
Ons meen dat daar alle
rede is om ten aansien van die gangbare uitleg van
Openbaring die roer om te gooi. Dit word makliker nou dat
verskillende verklaarders die jaar 95 as datum van
publikasie loslaat. Persoonlijk meen ek dat ons
Openbaring voor 70 moet dateer. Uit Rom. 9-11 is duidelik
dat die vraag: Het God Sy verbondsvolk Israël verstoot?,
hewig aktueel was. Openbaring bou aan die een kant
weerstand op teen die hewige aanval van die sinagoge op
die kerk in Klein Asië. Aan die ander kant bemoedig
Openbaring ook die skare uit Israël wat as oorwinnaars
aan die dag tree.
- De grote constante in het laatste bijbelboek.
Antwoord en oproep. Oudkarspel: De Nijverheid, 1978 (68
pagina's).
Hoofdzaak is dat de schubben van de ogen vallen en dat we
gaan inzien, dat Openbaring door en door 'joods' spreekt,
maar liever zeg ik: verbondsmatig. De valse profeet
treedt binnen de bondskring op en de beelden in
Openbaring zijn synagogaal en de woorden zijn
oudtestamentisch. Niet naar Rome of welke wereldmacht ook
wordt gekeken, maar naar de stad Gods, die zo diep
afviel: een waarschuwend type voor de christelijke kerk.
- The last book of the Bible
and the Jewish Apocalypses. Neotestamentica
12 (1978), pp. 111-132.
A liberation of exegesis
is necessary, for since the last century Revelation has
been considered a gulf of the broad apocalyptic sea. When
the exegesis, however, liberates itself from the grip of
the religionsgeschichtliche, tradition-historical
movement, the antithesis between Biblical
prophecy and false interpretation of the Old Testament
prophecies such as it appears in Jewish apocalypses will
come to the fore. The latter used motifs from the old
prophets, but gave them a wrong interpretation. The
Judaistic and zealotic interpretation of the prophets, as
given in many apocalypses, was oil on the revolutionary
fire. A study of the Jewish apocalyptical books and
fragments is very important to know the field in which
Revelation is fighting.
- Hal Lindsay and Biblical Prophecy. St. Catherines: Paideia
Press, 1978 (139 pages).
"Hal Lindsey uses Biblical
prophecy to open a supermarket" writes Dr. Van der
Waal, "a supermarket in which he sells inside
information about the near future, especially World War
III. The source of his information are the books of
Daniel, Revelation, Ezekiel, and Matthew 24. Come, buy
and read! There's no need to be uncertain about the
future any longer!"
Dr. Van der Waal not only analyzes Lindsey's weaknesses
and mistakes, he also lays down basic guidelines for
reading Biblical Prophecy - especially the book of
Revelation. He suggests that instead of applying the
prophecies of judgement to 'the world', we try reading
them as messages to 'the church', the people who live in
the covenant with God. The book of Revelation, he argues,
speaks the same language as the prophecies of the Old
Testament: it appeals for faithfulness to the God of the
covenant!
- En het zal geschieden in de laatste dagen...
Is de Openbaring een politieke Enkhuizer Almanak of een
boek van het Verbond? Naar aanleiding van: Hal Lindsey,
DE PLANEET DIE AARDE HEETTE... Oudkarspel: De Nijverheid,
1977 (163 pagina's).
Heeft Hal Lindsey gelijk? En wat is de achtergrond van
zijn denken? Hoe dienen we het laatste bijbelboek uit te
leggen? De schrijver geeft in deze publicatie op een
boeiende wijze antwoord. Het dispensationalisme komt aan
de orde en ook de weerlegging ervan. We worden meegenomen
door de historie en aangetoond wordt hoe de exegese van
Openbaring in het slop gelopen is. Uitgaande van het
verbond wijst de schrijver echter aan, hoe Openbaring
allerminst een 'vreemde eend is in de bijt van het Nieuwe
Testament'. Ook haalt hij uit de geschiedenis der exegese
uitleggingen naar voren, die in dezelfde richting wezen,
doch in het vergeetboek geraakt zijn. Een boek voor
bijbellezers van deze tijd. Interessante afbeeldingen
begeleiden de tekst.
- Openbaring van Jezus Christus
(I). Inleiding en vertaling. Groningen: De Vuurbaak, 1971
(294 pagina's).
Onderzoekingen hebben een formele overeenkomst
van veel gedeelten van het O.T. met oudoosterse
verbondsstatuten aangetoond. De schrijver wijst aan dat
ook Openbaring het karakter van verbondsproclamatie heeft
en zich daarom zo nauw aansluit aan de boeken van Mozes
en de profeten, ja, daaraan zelfs vaak letterlijk
ontlenen kan. Het zijn de thans gangbare exegetische
tradities inzake ontstaanstijd en elementen als Babylon,
de hoer, het beest uit de afgrond en het Nieuwe
Jerusalem, die de weg tot het verstaan van Openbaring
hebben versperd. De schrijver toont aan dat de Apocalyps
vóór 70 is geschreven en zich niet tegen de Romeinse
keizercultus, maar tegen de synagoge richt.
In de Inleiding worden de voornaamste
exegetische knooppunten besproken. Door middel van een
eigen Vertaling, die vergezeld gaat van een
vloed van tekstverwijzingen in de marge, zet de schrijver
de lezer zelf aan het werk om Schrift met Schrift te
vergelijken. In de Bijlagen wordt op enkele
detailkwesties nader ingegaan.
- De Oudtestamentische achtergrond van het boek
Openbaring. Bijlage bij CJB
(Calvinistisch Jongelingsblad) van 27-09-68, 25-10-69,
08-11-68, 06-12-68 en 10-01-69.
Opvallend is dat een zeer groot gedeelte van
Openbaring als het ware gebed is in een oudtestamentische
achtergrond. Nimmer wordt een tekst uit het O.T.
letterlijk aangehaald. Maar vrijwel om het andere vers
vind je uitdrukkingen die herinneren aan het O.T.,
beelden die met oudtestamentische beelden corresponderen.
Ga je hier nader op in, dan bemerk je een verbijsterende
samenhang.
- Die laaste bybelboek, 'n
hulp bij die verklaring van die Ou Testament. Lucerna
6, pp. 207-232 (1965).
Openbaring is deurdrenk
met outestamentiese terme en beelde. Die sewe-armige
kandelaar, die wierookskep, die basuin, die palmtak, ons
vind hulle terug as Joodse embleme. Daar is 'n opmerklike
samehang tussen die Joodse liturgie en die tekste waarop
Openbaring sinspeel. Openbaring staan hierin nie alleen
nie. Al hoe meer wen die gedagte veld, dat die N.T.
gesien moet word teen 'n Joodse agtergrond en nie
allereers vanuit die Hellenistiese denkwêreld verklaar
moet word nie.
Die O.T. gaan oop in die laaste Bybelboek. Die ondersoek
van die (normatiewe) interpretasie van die O.T. deur die
Apokalips dien nie alleen die outestamentiese eksegese,
die hermeneutiek van die Bybel en die homiletiek nie,
maar ook daarin die 'amp van alle gelowiges' en is van
meer as suiwer wetenskaplike betekenis.
- Boekbespreking: The Synoptic Traditions in the
Apocalypse door dr. L.A. Vos. De
Reformatie 41, p. 38 (nr. 5, 30
oktober 1965).
- Boekbespreking: De Openbaring van Johannes door
A.J. Visser. De Reformatie
41, pp. 78-79 (nr. 10, 4 december 1965).
- Exegetische suggesties inzake de 'grote stad' in
Openbaring. Lucerna
2, pp. 355-361 (nr. 2, juli 1960).
Met Openbaring 11:8 hebben we een sleutel in
handen. Want nieuw licht valt zo op de volgende oordelen
als van Openbaring 16. Zij beschrijven het oordeel over
Jerusalem, het oordeel dat Christus reeds verkondigde. De
Christus-vervolgende joodse kerk is tot Egypte en Babylon
verworden. Daarom komt ook een egyptisch-babylonisch
óórdeel over haar.
- Schriftstudie: Apocalyps en Apologie. De
Reformatie 34, pp. 293 (nr. 36, 13
juni 1959), 301-302 (nr. 37, 20 juni 1959); 35, pp. 45-46
(nr. 6, 7 novembr 1959), 52-53 (nr. 7, 14 november 1959).
- Schriftstudie: Uit de openbaring aan Johannes;
Gesprek over de vierentwintig Presbyters. De
Reformatie 34, pp. 107-108 (nr. 13,
24 december 1958), 132 (nr. 16, 24 januari 1959), 140-141
(nr. 17, 31 januari 1957), 149 (nr. 18, 7 februari 1959),
155-156 (nr. 19, 14 februari 1959).
- Schriftstudie: Uit de openbaring aan Johannes. De
Reformatie 32, pp. 39-40 (nr. 5, 3
november 1956), 45-46 (nr. 6, 10 november 1956), 51-52
(nr. 7, 17 november 1956, 60-61 (nr. 8, 24 november
1956), 68-69 (nr. 9, 1 december 1956), 76-77 (nr. 10, 8
december 1956), 86-87 (nr. 11, 15 december 1956), 95 (nr.
12, 22 december 1956).
- Boekaankondiging: Oudtestamentische priesterlijke motieven in de Apocalyps.
De Reformatie 31, pp. 275-276 (nr. 34, 19 mei 1956).
Bij ons is 't vaak het geval, dat men over "kwesties" bomen kan van jewelste,
maar in de Schrift niet thuis is; men heeft graag mottopreken
en vindt exegese maar spoedig "droog".
Het lijkt me toe, dat we van de oud-christelijke kerk nog veel kunnen leren.
Het ontzaglijke aantal verwijzingen in de Openbaring bewijst, dat de gemeente die ook verstáán kon.
Ze begrepen de aanduidingen en zagen de samenhangen.
Openbaring was géén raadselboek, zoals het thans voor velen geworden is.
- Oudtestamentische priesterlijke motieven in
de Apocalyps. Goes: Oosterbaan
& le Cointre, 1956.
De auteur geeft in dit proefschrift een
bespreking van de priesterlijke motieven, die zo
veelvuldig voorkomen in de Openbaring van Johannes. Kan
reeds t.a.v. het gehele Nieuwe Testament gezegd worden,
dat in het Oude Testament de gids ligt tot zijn juiste
verklaring, dit komt wel heel sterk uit bij de Apocalyps.
Overal vinden we in haar oudtestamentische motieven
ingevlochten. En dit blijken maar geen zinspelingen op de
klank af te zijn, doch een verdieping van hun
oorspronkelijke zin. Zo blijkt het laatste bijbelboek
geen zwerfsteen in het geheel der Godsopenbaring te zijn,
doch een sluitsteen. Dit toont de auteur op duidelijke
wijze aan, als hij laat zien hoe Christus in dit boek
Zijn gemeenten toespreekt en haar verkondigt, dat Hij op
Zijn wijze de thora en de profeten, die de joden
voor zich geannexeerd hadden, vervult. Juist de
Openbaring wil over het conflict met de synagoge spreken.
De vraag wordt beantwoord of de pretentie van de synagoge
vol te houden is, dat zij met háár thora de ware kerk
is, of dat de thora vervuld is in Christus, zodat alleen
de christelijke kerk zich ware kerk mag noemen. In de
situatie waarin toen de jonge kerken van Christus
verkeerden en waarin het ging om haar "to be or not
to be", laat Christus troostend zien, hoe in de
vervulling der thora, Hij tot de volkomen verlossing van
Zijn kerk komt.
- Persschouw: Onbeheerscht fantaseeren? De
Reformatie 25, p. 312 (nr. 38, 17
juni 1950)
Prof. Holwerda heeft de opvatting verdedigd, dat de hoer
uit Openbaring 17 de afvallige, valse kerk is. Prof.
Herman Ridderbos typeert de concrete uitleg van prof.
Holwerda als geestelijke zwendel, ressentiment,
verwoestende kracht, onbeheerst fantaseren, rasechte
dweperij, etc. Maar prof. Holwerda is niet de eerste die
Openbaring 17 zo uitlegt. Ook de Kanttekenaren van de
Statenvertaling, de Schotse Geloofsbelijdenis en ds.
Hendrik de Cock identificeerden de hoer met de valse
kerk.